ONZE MISSIE
Ongeveer een jaar staan Marie De Clerck en Luc Haegemans nu aan het hoofd van de Lotto Volley League. “Wij blijken een vlotte tandem.”
Voor Marie De Clerck was het volleybal dan wel nieuw, als voormalig algemeen directeur van basketbalclub Oostende weet ze hoe een profclub werkt. “Er zijn heel wat gelijkenissen tussen beide sporten. Qua clubstructuur, maar er wordt ook eenzelfde type publiek aangetrokken. In die zin stond ik nooit voor verrassingen. Maar ik merkte wel dat de basketwereld toch enkele stappen verder staat, bijvoorbeeld op het vlak van herkenbaarheid en digitale beleving. We moeten het warm water niet uitvinden. We kunnen best leren van wat er al goed loopt in andere landen of andere sporten.”
En dus moet het volleybal een smoel krijgen. “Er zijn zeker nog wat werkpunten,” beseft Luc Haegemans. “Het is niet evident om je in Vlaanderen als sport te profileren naast wielrennen en voetbal. Gelukkig loopt er op Sporza iemand rond als Marc Willems die af en toe zijn licht laat schijnen over onze mooie sport. In die zin zijn we wel afhankelijk van Europese resultaten om ons zo positief in de kijker te zetten. Zo volgt de media-aandacht vanzelf.”
“We zijn in gesprek met mediapartners om volleybal op televisie te brengen,” vult De Clerck aan. “Daarnaast werken we aan een digitale hub, een plaats waar je allerlei beeldmateriaal over het volleybal terugvindt. We willen jong en oud bereiken. Enerzijds door de beleving in de zaal te vergroten, hoewel dat eerder een verantwoordelijkheid is op clubniveau. Anderzijds om snackable content aan te bieden. Door te investeren in betere vaste camera’s met passende software bieden we een kwalitatievere livestream aan, maar kunnen geïnteresseerden ook vlotter doorklikken naar hoogtepunten en leuke rally’s. Dit kunnen we enkel en alleen doen dankzij de sponsoring van Lotto.”
Grote ploegen helpen kleinere
Vorig jaar waren ze nog met 8 ploegen op het hoogste niveau, volgend jaar komt daar – met Guibertin – een ploeg bij. Dat betekent wel dat er elke speeldag één ploeg aan de kant staat. Haegemans: “Voor de aantrekkelijkheid van de formule hadden we graag direct naar 10 ploegen geschakeld. Antwerpen voldeed aan de licentievoorwaarden, maar de federatie zag liever slechts één stijger.”
“We merken dat de grote ploegen de kleinere mee naar boven trekken. Door Europese kwalificaties van nieuwe ploegen als Achel en Gent hebben meer en meer ploegen baat bij een verdere professionalisering. Op dit moment worden al vlot Europese draaiboeken uitgewisseld en staan de ploegen elkaar bij waar ze kunnen. Dat is leuk om te zien.”
“Soms wordt er natuurlijk wel gebotst op een grens. Sommige zalen voldoen bijvoorbeeld niet aan Europese normen en de vraag is in welke mate dit doorslaggevend kan zijn voor de binnenlandse competitie. Menen week vorig seizoen voor de seizoensfinale uit naar Roeselare. Dat liep goed, maar daardoor verloor het wel thuisvoordeel.”
“Het is belangrijk dat mogelijke stijgers voldoen aan bepaalde voorwaarden om mee te kunnen strijden met de beste ploegen van het land.”
Krediet
Het profvolleybal aantrekkelijker maken, is geen evidente opdracht. Voor de start van deze uitdaging werkten Haegemans en De Clerck nooit samen. “We leerden elkaar een jaar geleden kennen,” vertelt die laatste. “En we blijken een vlotte tandem. Dat is merkbaar voor iedereen die met ons samenwerkt. We hebben vaak contact en dat vind ik wel belangrijk, anders wordt het op den duur een eenzame job. We zijn elkaars klankbord en dat werkt zeer goed. Het is een zeer efficiënte samenwerking. Daarnaast voel ik veel krediet van de clubs. We respecteren elkaar en dat werkt het best. Soms is er wat massagewerk nodig, maar heel wat clubs werken met vrijwilligers die daarnaast nog een andere drukke job hebben: verre van evident.”
“We zetten stappen vooruit,” besluit Luc Haegemans. “Op Gent en Waremme na, speelden de andere zes ploegen allemaal al Europees in de laatste twee seizoenen. Gent is ongetwijfeld klaar voor een Europees parcours deze jaargang en het is mooi om te zien hoe ook de Luikenaren gegroeid zijn, qua professionele aanpak en infrastructuur.”